Edwin Aafjes wordt in zijn
werk geïnspireerd door reizen en door literatuur. Hij is vanuit Den Haag naar
de kop van de provincie Groningen getrokken, bijna naar het noordelijkste puntje
van Nederland. Achter zijn huis bevindt zich de Waddendijk. Edwin
Aafjes’werk lijkt een geheim te verbergen. Een geheim dat wij, de
toeschouwers, proberen te ontraadselen, maar waarvan wij bij voorbaat al weten:
het laat zich niet betrappan. Je leest de schilderijen als een boek waarvan de
goede afloop vluchtig is en suggestief. Als een boek ook waarvan de goede afloop
ook naar zich laat raden of ook door u mag worden ingevuld. Veel van het werk is
gesitueerd in Italië. Zou Italië dan het geheim kunnen zijn? Maar
dat is te gemakkelijk. Aafjes’onderwerpen
zijn architectuur, stillevens, landschappen en interieur. ‘Het zijn de
onderwerpen waar ik al zo’n twintig jaar mee bezig ben,’zegt hij er zelf
over. Wat ik probeer is bondig, en toch zo uitgesproken mogelijk neer te zetten.
Ik gebruik daarvoor alle mogelijke beeldende middelen. Omdat je daarmee bepaalde
dingen kunt afzwakken en versterken. Laat je in een schilderij de lichtbron weg
en geef je toch het licht weer, zoals het valt op een glas of op een boek of op
een muur, dan schep je verwarring. Je ontregelt de waarneming van de beschouwer.
Tegelijkertijd kun je dat effect al door uiterste precisie te betrachten bij het
samenstellen van het beeld, zodat ook de meest subtiele schakering trefzeker
wordt weergegeven. Wij kunnen zo licht zien
zoals dat voor het eerst binnendringt in en al jaren voor mensenogen gesloten
stoffig interieur dat in de ruimte kruipt en dan de dode dingen aftast en
bezielt, ze opnieuw geboren laat worden. Perspectief
en compositie zijn ook van die beeldende middelen. Voor het vormgeven aan
beweging zijn ze onontbeerlijk. Het oog wordt door een raam naar binnen
getrokken. Onderweg ontmoet het een boek, een glas, nog een glas. Het komt pas
tot stilstand buiten het witte vlakje in de verte dat de muur van een huis of
van een schuur blijkt te zijn. Het licht op dat huis is hetzelfde als het licht
dat valt op tafel. Zulk beeldrijm lokt beweging uit. Het
oog beklimt een trap, slaat een hoek om en beklimt een volgende trap. Waar de
belangrijke dingen gebeuren is een wolk geschilderd. Ongetwijfeld is het
uitzicht boven weids. Wij kunnen het alleen vermoeden. We staan boven aan de
trap. Aan ons oog ontrolt zich een landschap. Het vogelvluchtperspectief doet
zijn werk. Het oog volgt de beweging, naar beneden, de heuvel af.
Of: wij staan boven op een heuvel en kijken
het dal in. Aan de overkant stuit ons oog op een nieuwe heuvel. Een boom zorgt
voor de gebeurtenissen op de voorgrond. Een weg leidt naar een huis. Bij nadere
beschouwing loopt de weg verder langs het huis in de diepte naar het volgende
huis dat zich in de verte bevindt. Het landschap hangt als het ware aan de weg.
Wij maken een wandeling door het schilderij. De kunstenaar neemt ons erin mee,
laat ons onderweg van alles zien en meemaken en leidt ons er vervolgens ook weer
uit. Hij is de entertainer. Naast licht en
beweging is lucht een derde belangrijk element in het werk van Edwin Aafjes. Het
oog zweeft de trap op. Of af. Het ervaart, voelt de schaduw van het glas op het
boek meer dan dat het die ziet, het wandelt vervolgens weer verder. De
schildertoets is los, de verf is dun opgebracht. Het oog blijft niet hangen,
concentreert zich niet op details. Ondanks de
zwaarte van de architectuur levert de suggestie van vluchtigheid en
tijdelijkheid. Natuurlijk schildert hij binnen de lijnen, maar daarbuiten is
veel, zoniet alles is mogelijk. We slenteren zorgeloos mee aan zijn hand en
kijken hier en daar wat rond. Wij zijn flaneurs, willen dus ook gezien worden.
Door de gekozen compositie vormen wij altijd het middelpunt. Maar wat echt
gebeurt, blijft voor ons het middelpunt. Dat is het geheim van de kunstenaar.
Jane Y. Leusink
|
|
|